De eigenzinnige gouvernante

De eigenzinnige gouvernante

15 Juni 2015
Engelse titel: „The Governess Affair

Koop het boek:

e-book: amazon | apple | google | kobo | smashwords

Zij geeft niet op...

Drie maanden geleden is Serena Barton haar baan als gouvernante kwijtgeraakt. Aangezien ze geen kans heeft op een nieuwe positie, eist ze compensatie van de man die haar heeft ontslagen: een verachtelijke egoïstische hertog zonder scrupules. Maar voor die hertog is ze niet bang. Wel voor zijn genadeloze zaakwaarnemer, de man die bekend staat als Clermonts wolf. Deze formidabele vuistvechter met zijn inktzwarte reputatie knapt alle vuile zaakjes van de hertog op. En als de hertog zijn probleem met haar aan hem doorspeelt, maakt ze geen schijn van kans. Toch moet ze het blijven proberen, haar hele toekomst staat immers op het spel...

Hij kan niet zwichten...

Hugo Marshall wordt gedreven door blinde ambitie, en dankzij die karaktertrek heeft deze mijnwerkerszoon het gebracht tot rechterhand van een hertog. Als zijn werkgever hem opdracht geeft zich, goedschiks dan wel kwaadschiks, te ontdoen van die hinderlijke gouvernante, hoort dat gewoon bij zijn werk. Helaas is Serena niet gevoelig voor goedschiks, en naarmate hij haar beter leert kennen, kan hij het steeds minder over zijn hart verkrijgen kwaadschiks tegen haar op te treden. Toch zal hij ervoor moeten zorgen dat ze vertrekt, anders verliest hij zelf alles waarvoor hij heeft gewerkt. Hij zal moeten kiezen: of voor het leven dat hij zo graag wilde, of voor de vrouw van wie hij is gaan houden...

“Dat is hoe Milan altijd schrijft: ... als ik haar boeken lees, weet ik dat ik iets beters ga ervaren dan gewoon goed, iets buitengewoons en doordachts.”

—Sarah Wendell, Smart Bitches, Trashy Books

“Courtney Milan wordt in rap tempo mijn gouden standaard voor de beoordeling van andere romans.”

—Valarie Pelissero van Rakehell Reviews

~ divider ~

Hoofdstuk 1

Londen, oktober 1835

DE DEUR NAAR DE BIBLIOTHEEK BOVEN werd met zo'n ferme klap dichtgeslagen dat hij in zijn deurpost trilde. Zware voetstappen stormden door de ruimte op Hugo's bureau af. Vuisten kwamen hard neer op het houten bureaublad.

‘Verdomme nog aan toe! Dit moet u voor me oplossen, Marshall!’

Ondanks het theatrale vertoon keek Hugo Marshall niet van zijn boeken op. Zwijgend luisterde hij naar de ijsberende laarzen op het tapijt en wachtte af. Hij was geen bediende, en hij weigerde zich als zodanig te laten behandelen.

Na een poosje werd zijn geduld beloond. ‘Los het voor me op, alstublíéft,’ mompelde de hertog van Clermont.

Hugo hief zijn hoofd op. Een beschouwer die niet beter wist, zou zijn aandacht richten op de hertog van Clermont. Met zijn uitbundig van goudweefsel voorziene kostbare gilet, waarvan de schittering bijna pijn aan de ogen deed, leek hij degene die alle touwtjes in handen had. Deze beschouwer zou de saaie, in diverse schakeringen bruin gehulde Mr. Marshall niet eens opmerken.

De twee mannen onderscheidden zich niet alleen wat hun kleding betrof. De hertog was corpulent zonder echt dik te zijn. Hij had de scherp gesneden edele trekken van een aristocraat, en zijn beweeglijke staalblauwe ogen leken alles in zich op te nemen. Vergeleken met Hugo’s eigen onopvallende uiterlijk en donkerblonde haren, zou de onwetende beschouwer hebben kunnen concluderen dat de hertog de leiding had.

Dan snapte de onwetende beschouwer er niets van, dacht Hugo.

Hugo legde zijn pen neer. ‘Ik was me er niet van bewust dat er iets opgelost moest worden.’ Behalve dan de kwestie met Hare Genade… ‘Althans, niets wat binnen mijn taakomschrijving valt.’

Clermont was duidelijk geïrriteerd, ietwat nerveus ook. Hij wreef zijn neus op een manier die bepaald ongemanierd was. ‘Sinds vanmorgen speelt er nog iets.’ Hij wierp een blik door het raam, en zijn frons werd dieper.

De bibliotheek van Clermonts huis in Londen bevond zich op de eerste verdieping en bood een nogal saai uitzicht op een van de pleinen in Mayfair. De herfst had de groene bladeren bruin en geel gekleurd. Op een kwijnend gazonnetje stond een door wat armetierig struikgewas omzoomd gietijzeren bankje. Er zat een vrouw op. Haar gelaat was aan het zicht onttrokken door een met een roze lint versierde kappeliene.

Clermont balde zijn handen tot vuisten. Hugo kon hem bijna horen knarsetanden.

Maar zijn woorden klonken beheerst. ‘Stel dat ik weiger toe te geven aan de exorbitante eisen van de hertogin, dan zou u me toch uit de nesten helpen?’

Hugo wierp hem een strenge blik toe. ‘Geen denken aan, Uwe Genade. U weet wat er op het spel staat.’

Clermont vouwde bokkig zijn armen. Zijne Genade begreep werkelijk niets van de situatie; dat was het probleem. Hij was een hertog, en hertogen hadden geen benul van de waarde van geld. Zonder Hugo zouden de enorme bezittingen van de hertog jaren geleden al onder diens schuldenlast zijn bezweken. Zoals de zaken er nu voorstonden, waren de boeken maar net in balans, en dat was uitsluitend te danken aan het feit dat de man onlangs gehuwd was.

‘Maar er valt zo weinig met haar te lachen,’ pruilde Clermont.

`Inderdaad, maar wat een ‘‘mop’’ zou het zijn als u gedwongen wordt uw vervreemdbare eigendommen te verkopen. Overtuig u uw hertogin er nu maar van dat zij u oprecht terugwenst in haar leven, Uwe Genade. Dan kunt u daarna zoveel lachen als u wilt.’

Er was in de huwelijkse voorwaarden een direct uit te keren bedrag opgenomen. Maar dat was geheel en al opgegaan aan achterstallige hypotheken en andere knellende schulden. De rest van de aanzienlijke bruidsschat van de hertogin was door haar vader vastgelegd in een trust, waarvan het geld op regelmatige basis kon worden opgenomen, mits de hertog zijn vrouw gelukkig bleef maken.

Helaas. De hertogin had vier maanden geleden haar biezen gepakt.

Zijne genade pruilde. Er was geen ander woord voor te vinden. Met hangende schouders stampvoette hij op het vloerkleed als een nukkig kind. ‘En ik maar denken dat al mijn geldproblemen tot het verleden behoorden. Ik heb u toch juist ingehuurd om _’

‘Al uw geldproblemen behóórden tot het verleden, Uwe Genade.’ Hugo trommelde met zijn vingers op zijn bureau. ‘En hoe vaak moet ik u er nog aan helpen herinneren dat u mij niet hebt ingehuurd? Als u mij had ingehuurd, zou u mij een salaris betalen.’

Hugo wist te veel van de precaire financiële situatie van de hertog om zoiets onzinnigs als een salarisbelofte te accepteren. Salarissen konden opgeschort worden. Daarentegen waren weddenschappen onschendbaar, als ze in het weddenschappenboek van herensociëteit White zwart op wit waren geregistreerd.

‘Ja, ja,’ gromde de hertog. ‘Nu we het er toch over hebben, volgens u hoefde ik alleen maar een rijke erfgename te vinden en willekeurig alles tegen haar zeggen wat haar gelukkig zou maken.’ Chagrijnig keek hij naar het vloerkleed onder zijn voeten. ‘Zo gezegd, zo gedaan, maar wat ben ik er wijzer van geworden? Iedere helleveeg van de wereld denkt het recht te hebben mij steeds weer opnieuw het leven zuur te maken. Houdt het dan nooit op?’

Hugo hief zijn hoofd op en keek Clermont indringend aan. Al na een paar seconden liet de man zijn kin zakken en wendde zijn blik af, alsof híj de bediende was en Hugo zijn meester.

Het was gênant. Een hertog zou toch moeten weten hoe je je als meester opstelde. Zo niet Clermont. Hij was zo gewend dat anderen voor zijn titel bogen, dat hij nooit had geleerd ontzag af te dwingen op basis van zijn persoonlijkheid.

‘Er is duidelijk sprake van een communicatiestoornis.’ Hugo vormde een torentje van zijn vingers. ‘Ik heb u nooit verteld dat u moest zéggen wat haar gelukkig zou maken.’

‘Welles! U hebt zelf gezegd _’

‘Ik heb u verteld dat u al het noodzakelijke moest dóén om haar gelukkig te maken.’

Soms was Clermont net een klein kind, alsof niemand hem ooit het verschil tussen goed en kwaad had geleerd. Hij rimpelde zijn neus. ‘Wat maakt dat nu uit?’

‘U hebt haar gezégd dat u eeuwig van haar zou houden. Maar wat u feitelijk hebt gedáán, is het aanleggen met een operazangers drie weken na de bruiloft hebt aangelegd met een operazangeres. U wist dat u die jonge vrouw gelukkig moest houden. Wat bezielde u?’

‘Toen ze begon te klagen, heb ik een armband voor haar gekocht! Hoe kon ik nu weten dat ze wilde dat ik haar trouw zou zijn?’

Hugo keek naar de documenten op zijn bureau. Zelfs wijlen zijn vader, om wie niemand een traan had gelaten, was in staat geweest zijn vrouw trouw te blijven; zestien kinderen waren er het bewijs van. Maar dit was niet het moment om de hertog aan zijn huwelijksgelofte te helpen herinneren. Hij zuchtte.

‘U moet haar voor u terugwinnen,’ zei hij zacht. Ook zíjn toekomst stond op het spel. Tenslotte was hij geen bediende die loon voor al zijn harde werken ontving. Hij werkte op basis van een soort commissie, in de vorm van weddenschappen om precies te zijn, de enige taal die een financiële onbenul als de hertog begreep. Als hij tot het einde van dit jaar de hertog er zonder kleerscheuren doorheen wist te slepen, zou hij vijfhonderd pond winnen. En met die vijfhonderd pond zou hij zijn eigen imperium opbouwen.

Drie jaar lang had hij gewerkt met die hoop in zijn achterhoofd. Als hij, ook al was het maar even, dacht aan de mogelijkheid dat hij zou kunnen verliezen, kon hij de schaduw van zijn vader bijna boven hem uit zien torenen. Jij vervloekte nietsnut. Van jou komt niets terecht…

Hij schudde zijn hoofd om die donkere gedachten te verdrijven. Hij zou niet zomaar íémand worden. Nee. Hij zou de rijkste mijnwerkerszoon van heel Engeland worden!

Maar Clermont keek hem niet in de ogen. In plaats daarvan keek hij fronsend uit het raam. ‘Zo eenvoudig zal dat niet zijn.’

De vrouw zat nog steeds op het bankje. Ze draaide haar hoofd, en Hugo ving een glimp van haar profiel op _ een wipneusje, lippen als een roze vlek.

‘Er was een gouvernante, moet u weten,’ mompelde Clermont.

Hugo rolde met zijn ogen. Iedere bekentenis die op die manier begon, beloofde weinig goeds.

Clermont maakte een gebaar met zijn hand. ‘Het is afgelopen zomer gebeurd, toen ik voor zaken op Wolverton Hall moest zijn.’

In zijn hoofd vertaalde Hugo het als volgt: nadat zijn echtgenote ervandoor was gegaan, en zijn schoonvader de ooit genereus stromende geldkraan had dichtgedraaid, had de hertog zich een stuk in de kraag gedronken met zijn nietsnutten van vrienden. Maar het was zinloos om er bij de man op aan te dringen eerlijk te zijn. Hij zou het nooit begrijpen.

‘Hoe dan ook,’ zei Clermont naar het bankje buiten wijzend. ‘Dat is ze dus. Ze zit daar te wachten. Eist een compensatie van me.’

‘Wat eist ze?’ Hugo knipperde verbaasd met zijn ogen.

De hertog snoof. ‘Moet ik het voor u uittekenen? Ze wil wat van me.’

Had hij eerst gedacht dat de hertog een klein kind was, nu vond hij ‘kleuter’ toepasselijker, maar hij hield zich in. ‘Er ligt een wereld van verschil tussen een zakelijke kwestie in Wolverton Hall en een compensatie eisende gouvernante voor uw huis. Waarvoor eist ze compensatie? En wie heeft deze kwestie onder uw aandacht gebracht?’

‘Zijzelf. Net toen ik terugkeerde van… nou ja, het doet er niet toe waar ik was, klampte ze me op straat aan,’ zei de hertog. ‘Ze wachtte tot mijn koets eraan kwam.’

‘Wat wil ze?’ drong Hugo aan.

Clermont liet een vreugdeloos lachje horen. ‘Niets! Eigenlijk niets. Ik, eh… In Wolverton Hall zag ik dat ze goed met de jongere kinderen omging, dus bood ik haar een betrekking aan als kindermeisje van mijn zoon.’

‘Voor uw nog ongeboren kind?’

‘Ja,’ mompelde Clermont. ‘Precies. Dus heeft ze haar positie bij Wolverton opgezegd. Maar ik had geen werk meer voor haar, omdat de hertogin immers gevlogen is. En nu is zij ook boos.’

Het verhaal klonk in de verste verte niet plausibel. Heel even overwoog Hugo Zijne Genade een leugenaar te noemen. Maar dat zou zinloos zijn. De ervaring had hem geleerd dat, als de hertog eenmaal een verhaal had verzonnen, hij er koppig aan vasthield, ongeacht de aantoonbare hiaten erin.

‘Ze zegt dat ze daar blijft zitten tot ze gecompenseerd wordt,’ zei Clermont. ‘En ik geloof oprecht dat ze het meent. U snapt mijn dilemma. In principe zou ik de hertogin binnen een paar weken mee terug naar huis nemen. Dit is een heel vervelende samenloop van omstandigheden. Mijn vrouw zal denken _’

‘_ Dat u een bediende verleid en geruïneerd hebt?’ vroeg Hugo droog. Daarop zou hij namelijk zijn geld zetten.

Maar Clermont verblikte noch verbloosde. ‘Juist,’ zei hij. ‘U snapt dat dat een absurde gedachte is. Natúúrlijk heb ik zoiets niet gedaan. Dat weet u heus wel, Marshall. Maar zoals de zaken ervoor staan, wil ik dat ze verdwenen is tegen de tijd dat ik terugkeer.’

‘Hebt u haar gedwongen?’ vroeg Hugo.

Nu bloosde Clermont wel. ‘Wel verduiveld, Marshall. Ik ben een hertog. Ik hoef vrouwen niet te dwingen.’ Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Wat kan u dat trouwens schelen? Ze noemen u toch zeker niet Clermonts wolf om uw geweten?’

Nee. Dat was waar. Maar Hugo had er nog steeds een. Hij probeerde er alleen niet aan te denken.

Hugo keek uit het raam. ‘Geen probleem. Ik zal haar laten inrekenen door de politie voor landloperij en ordeverstoring.’

‘Eh… Nee.’ Clermont kuchte licht.

‘Nee?’

‘Volgens mij is het niet zo’n goed idee om haar voor de rechter te laten verschijnen. U weet dat er altijd van die verslaggevers zijn die stukjes schrijven voor de kranten. Iemand zou vragen kunnen stellen. Ze zou hem iets op de mouw kunnen spelden. En ook al heb ik het recht aan mijn kant, wat als Helen het te weten komt? U weet hoe gevoelig ze is waar het gaat om andere vrouwen?’

Nee, hij zou niets bruikbaar van de man te horen krijgen. Hugo zuchtte. ‘U hebt met haar gesproken. Wat is haar compensatie-eis?’

‘Vijftig pond.’

‘Is dat alles? We kunnen _’

Maar Clermont schudde zijn hoofd. ‘Ze wil niet alleen geld. Wat ze wil kan ik haar niet geven. U zal haar moeten overreden om te vertrekken. En houd mijn naam alstublieft uit de roddelrubrieken.’

Geërgerd perste Hugo zijn lippen samen.

‘Tenslotte,’ zei Clermont onderweg naar de deur. ‘Staat mijn hele toekomst op het spel. Als ik terug ben, verwacht ik dat u deze hele onfortuinlijke affaire met de gouvernante hebt opgelost.’

Niet dat Hugo enige keus had. Evenals die van Clermont stond ook zijn toekomst op het spel. ‘Beschouwt u haar maar als vertrokken.’

Na een simpel hoofdknikje, vertrok Clermont uit de kamer, terwijl Hugo naar het bankje beneden op het plein bleef staren.

Zittend op het bankje volgde de gouvernante de voorbijgangers op het trottoir met haar ogen. Ze gaf niet de indruk op het punt te staan een aanval van hysterie te krijgen. Misschien dat Clermont haar niets ernstigs had aangedaan, en kon hij dit met één gesprek oplossen. Dat hoopte hij, voor háár.

Als praten namelijk niet hielp, zou hij haar leven tot een hel maken, hoewel hij er een hekel aan had om het zover te moeten laten komen.

~ divider ~

SERENA BARTON HAD ER AL MOEITE MEE om onder gunstige omstandigheden stil te blijven zitten, maar vandaag was er rond het middaguur een gure wind opgestoken, die de wolken boven haar voortjoeg en de dag van zonneschijn beroofde. De bries woei de knisperende herfstbladeren over de keien, en hij sneed door haar veel te lichte mantel. Door haar armen om zich heen te slaan, kon ze zich nog een beetje op temperatuur houden. Ze dwong zichzelf echter om te blijven zitten, met rechte rug. Ze zou heus niet doodvriezen, ze zou het alleen maar héél erg koud krijgen. Zodra ze die avond thuis zou zijn, bij haar zuster, zou het leed met behulp van een kopje warme thee vast snel geleden zijn.

Ze wierp heimelijk een blik op het groepje mensen dat zich voor de woning van de hertog had verzameld. In de namiddag waren een paar dienstboden komen kijken; ze stonden haar op een kluitje aan te gapen. Ongetwijfeld wisten ze dat ze met Clermont had gesproken. Ze rekende op hun roddels. Gissingen zouden de man meer in verlegenheid brengen dan de simpele waarheid, en haar enige hoop was dat ze hem heel érg in verlegenheid zou brengen. Gissingen waren de voedingsbodem voor roddels, en roddels leidden tot veroordeling.

Drie dienstboden met een ruchesschort voor begonnen tegen elkaar te fluisteren, toen een man de hoek omkwam. Hij scheen ze nauwelijks op te merken, maar zodra de vrouwen hem zagen, verspreidden ze zich naar hun respectieve huizen als kippen vluchtend voor een havik.

Hij zag er niet uit als een edelman. Hij droeg een eenvoudig bruin kostuum en een enkelvoudig gestrikte kravat. Zijn manchetten waren niet sneeuwwit, zoals de rijken ze altijd wilden hebben. Ze waren wel schoon, maar sneeuwwit vergeelt nu eenmaal tot een minder respectabel ivoorwit. Aan de andere kant van de straat bleef hij tegenover haar staan. Hij hief zijn hoofd op om oogcontact met haar te krijgen.

Al drie maanden lang vroeg Serena zich af wat ze verkeerd had gedaan, wat ze had kunnen doen om aan dit wrede lot te ontkomen. Talloze keren had ze de gebeurtenissen opnieuw de revue laten passeren op zoek naar haar faux pas.

Drie maanden geleden, toen de hertog zijn oog op haar had laten vallen, was ze zwak geweest, en had ze haar ogen neergeslagen in de aanwezigheid van een man, eenvoudigweg omdat hij groter en sterker was. Bovendien had ze zich stil gehouden omdat het onfatsoenlijk was om te schreeuwen. Maar Serena zou niet langer zwak zijn.

Vanochtend had ze de blik van de hertog openlijk beantwoord. Ze had niet eens met haar ogen geknipperd toen ze hem in de ogen had gekeken en haar eisen had geuit. Voortaan zou ze alles en iedereen aankunnen.

En deze man was geen hertog.

Dus beantwoordde ze frank en vrij zijn blik. Ik ben niet bang voor jou, dacht ze. En ook al deden haar klamme handen anders vermoeden, dat hoefde ze hem niet aan zijn neus te hangen.

Aan de vrij gewone kwaliteit stof van zijn jacquet te zien, was hij slechts een bediende. Eigenlijk was alles gewoon aan hem. Hij was niet bijzonder lang, maar ook weer niet klein. Hij was niet mager maar ook niet dik. Het enige wat ze over hem zou kunnen zeggen was, dat hij doodgewoon was.

Hij zag er ongevaarlijk uit. Een volstrekt belachelijke gedachte natuurlijk. Serena bleef zijn blik vasthouden, glimlachte, en gaf de kerel beleefd doch onverschillig een hoofdknikje.

Tot haar verrassing stak hij de straat over en liep naar haar toe.

De man was even onopvallend als het struikgewas langs het plein. Zijn gezicht was nietszeggend, maar tegelijk ook zo vertrouwd dat het van iedereen geweest had kunnen zijn. Hij wierp haar een vriendelijke pretentieloze glimlach toe. Maar ze beantwoordde zijn vriendelijke geste niet. Ze was niet aardig, ze was niet gemakkelijk, en ze was het zat om slachtoffer te zijn. Met een opgetrokken wenkbrauw keek ze hem streng aan, alsof ze daarmee wilde zeggen dat hij vooral niet haar tijd moest verspillen.

Zo’n doodgewone man als hij zou van haar uitdrukking hebben moeten schrikken. Maar deze kerel liep rechtstreeks op haar bank af, en zonder haar daarvoor om toestemming te vragen, ging hij naast haar zitten.

‘Mooie dag vandaag,’ zei hij.

Zijn stem was als zijn gezicht; niet te hoog, niet te laag, en zijn tongval had niets weg van het geaffecteerd lijzige perfecte taalgebruik van de aristocratie. Er klonk wel iets noordelijks in door.

‘Vindt u?’ Zij vond van niet, zeker niet nu haar neus rood was geworden van de kou. En ook niet nu er een onbekende man naast haar was komen zitten en haar aansprak.

Fronsend draaide ze zich naar hem toe.

Met een spottend glimlachje op zijn gezicht observeerde hij haar. ‘Ik weet niet goed hoe nu verder te gaan.’

Ze slaakte een zucht. ‘U bent hier gekomen voor een roddel, nietwaar?’

‘Mogelijk.’ Hij spande zijn spieren, vervolgens keek hij haar aan. ‘De naam is overigens Hugo Marshall.’ Nadat hij zich had voorgesteld leunde hij achterover, alsof hij op een reactie wachtte.

Was hij een belangrijk persoon? Ze dacht aan de dienstboden die de benen hadden genomen zodra ze hem hadden gezien. Misschien was hij een procureur die de hertog moest informeren. Wellicht was hij een bazige butler. Hm. Voor een butler in Mayfair leek hij wel wat jong. Maar wie hij ook mocht zijn, hij was beslist niet van plan te vertrekken.

Ze had liever gehad dat een vrouw de roddel zou verspreiden. Ze vond het gemakkelijker om met vrouwen te praten. Maar misschien voldeed deze kerel ook.

‘Miss Serena Barton,’ zei ze ten slotte. ‘Ik neem aan dat iedereen wil weten waarom ik hier ben?’

Haar opnieuw een aangename glimlach toewerpend haalde hij zijn schouders op. ‘Ik ben niet geïnteresseerd in iedereen,’ zei hij minzaam. ‘Maar ik wil graag mijn eigen nieuwsgierigheid bevredigen. De verhalen die ik heb gehoord, vind ik nogal verwarrend.’

Ze was niet van plan om ook maar iets van hem te bevredigen. Haar eigen stilte had er diep in gehakt, beschamend diep. Nu was het haar beurt om met dat bijltje te hakken.

De hertog van Clermont had haar gezegd dat ze zich koest moest houden. Dat zou ze doen.

‘Verhalen? Wat voor verhalen?’ vroeg ze.

‘Ik heb gehoord dat u Clermonts maîtresse bent geweest.’

Bij die opmerking trok ze een wenkbrauw op. Met een stilzwijgen zou het mes aan twee kanten kunnen snijden, bijvoorbeeld door geruchten die de hertog schade konden berokkenen niet tegen te spreken. Ze wenste Clermont veel plezier van haar stilzwijgen.

Haar indringend aankijkend trommelde hij met zijn vingers op de armleuning van het bankje. ‘Ik heb gehoord dat u gouvernante bent, en dat Clermont u een positie heeft aangeboden als kindermeisje voor zijn ongeboren zoon. Toen hij op zijn belofte terugkwam, bent u hier gaan zitten om hem in verlegenheid te brengen voor het feit dat hij zijn afspraak niet is nagekomen.’

Dat was zo absurd dat ze onbedaarlijk begon te lachen.

‘Ach nee,’ zei hij zuchtend. ‘Natuurlijk niet.’

Als de roddel in de richting van contractbreuk ging, zou ze een nieuwe strategie moeten bedenken. Serena streek rustig haar rokken glad over haar knieën. ‘Nee maar,’ zei ze. ‘Gaat u verder, wat nog meer?’

Met neergeslagen ogen vouwde hij zijn gehandschoende handen. ‘Ik heb gehoord dat Clermont zich aan u opgedrongen heeft.’ Het laatste kwam er grommend uit.

Serena onderdrukte een rilling. Ze deinsde niet terug, zelfs niet voor de donkere gedachten die die opmerking in haar opriep. ‘En u gelooft dat allemaal?’

‘Nee, ik geloof niets zonder bewijs. Vertelt u mij wat er werkelijk is gebeurd, Miss Barton. Misschien dat ik u dan kan helpen.’

Die ochtend had ze de hertog al alles verteld. Lachend had hij haar gezegd op te hoepelen, nadat hij van haar had geëist dat ze haar mond zou houden. Het was de tweede keer dat hij haar had gevraagd zich koest te houden. Dus had ze gekozen voor een beschuldigend stilzwijgen. Week na week, na week zou ze praktisch bij hem op de stoep zitten, terwijl iedereen zich zou afvragen waarom. Als de roddel zijn vrouw dreigde te bereiken, zou hij eieren voor zijn geld moeten kiezen en zijn verantwoordelijkheid moeten nemen.

Mr. Marshall observerend bedacht ze dat hij dan minzaam naar haar mocht glimlachen, hij wond er geen doekjes om. Zonder omwegen had hij haar naar de kwestie gevraagd. Trouwens, hij keek haar aan, een antwoord verwachtend.

Nu ze hem beter had bekeken, concludeerde ze dat hij niet zo gewoontjes was als ze had gedacht. Zijn neus, die ooit gebroken geweest moest zijn, was niet erg netjes gezet. Er zat een bobbel in het midden. En ook al was hij niet dik, hij had bredere schouders dan welke butler ook die ze ooit had gezien.

Hij wierp haar een bemoedigende glimlach toe, en de waarschuwende tinteling in haar handen verdween praktisch. Hij was niet gevaarlijk. Een roddelaar misschien, maar niet gevaarlijk.

‘Het spijt me, Mr. Marshall,’ zei ze. ‘Ik vertel het echt niet.’

‘O?’ Hij keek enigszins confuus. ‘Zelfs niet aan mij?’

‘Dat durf ik niet,’ antwoordde ze met een glimlach. ‘Het spijt me dat ik uw nieuwsgierigheid heb opgewekt, maar ik kan die helaas niet bevredigen. Goedendag.’

Hij nam zijn hoed af en haalde zijn hand door zijn donkerblonde haren. ‘Is het per se nodig om zo geheimzinnig te doen? Als het moet, zoek ik u in het holst van de nacht op om de kwestie uit de wereld te helpen. Ik had gehoopt op een eenvoudiger oplossing.’

Haar glimlach bevroor. ‘O nee,’ hoorde ze zichzelf duidelijk zeggen. ‘Tegenwoordig maak ik alleen nog afspraken bij daglicht. In wezen wil ik helemaal niet zo op mijn hoede zijn, maar als ik mijn grieven in het openbaar uit, is het mogelijk dat ik wordt aangeklaagd voor laster. Ik moet dus heel erg oppassen.’ Dat was de perfecte strategie om roddels te ontketenen: laten doorschemeren dat ze in staat was de naam van de hertog te bezoedelen, zonder in detail te treden.

Maar hij speculeerde niet. Hij leunde achterover en het gietijzeren bankje kraakte onder zijn gewicht. ‘Denkt u dan dat Clermont u zal laten inrekenen omdat u met mij praat?’

‘O, Clermont zelf vast niet. Maar Joost mag weten wat zijn rechterhand zal doen om het geheim van de hertog geheim te houden.’

‘Zijn rechterhand,’ herhaalde Mr. Marshall. Hij legde zijn hoed naast zich op het bankje. ‘U wilt niet met míj praten omdat u bang bent voor Clermonts rechterhand?’

‘Ik mag toch aannemen dat u van hem hebt gehoord. Ze noemen hem Clermonts wolf.’

‘Hoe noemt men hem?’ vroeg hij geschrokken.

‘Clermonts wolf,’ herhaalde ze. ‘De hertog heeft hem ingehuurd om dingen voor hem te regelen, dingen die een gewoon mens, iemand dus die “gehinderd” wordt door een geweten, niet zou doen.’

Een paar seconden bleef hij haar aanstaren. Vervolgens pakte Mr. Marshall uiterst traag zijn hoed weer op en draaide hem in zijn handen rond. ‘Ah,’ zei hij. ‘Die, eh… wolf van Clermont. Kent u die kerel?’

‘Nou en of!’

Hij slaakte een beleefd kreetje van ongeloof.

‘Alleen van de roddelrubrieken,’ legde ze uit. ‘Ik heb hem natuurlijk nog nooit ontmoet. Maar hij heeft een inktzwarte reputatie. Voordat hij de zaakwaarnemer van de hertog werd, was hij bokser, en naar verluidt heeft hij de kwesties van Zijne Genade uitermate doortastend afgehandeld, zoals men kan verwachten van een man die zijn geld heeft verdiend met vuistgevechten. Ze zeggen dat hij volstrekt meedogenloos is. Ik zie hem voor me als een logge gedrongen man zonder nek met idioot brede schouders.’

‘Idioot brede schouders,’ herhaalde hij zacht. ‘Geen nek,’ Onwillekeurig hief hij zijn hand op en raakte zijn kravat aan. ‘Fascinerend.’

‘Maar als u hier in de buurt werkt, zal u hem toch weleens gezien hebben? Klopt het wat ik zeg?’

Hij wierp haar opnieuw een vriendelijke glimlach toe. ‘Ja,’ zei hij zacht. ‘U hebt hem heel goed beschreven. Als ik u was, zou ik hem niet tegen me in het harnas willen jagen. Ik zou daar heel lang en goed over nadenken. En aangezien u niet van plan bent te praten…’ Hij zette zijn hoed op zijn hoofd. ‘…wens ik u een prettige dag, Miss Barton. En veel geluk.’

‘Dank u.’

‘Bedank me vooral niet,’ zei hij. ‘Als u zich verzet tegen Clermonts wolf, hebt u niets aan geluk. Het zal zijn jacht er alleen maar interessanter op maken.’

covers © 2011-2024 , courtney milan and © 2009-2011, harlequin enterprises limited | cover art used by arrangement with harlequin enterprises limited. all rights reserved.
author photo © jovanka novakovic | bauwerks.com | site design & text © courtney milan, 2007-2024| privacy